De Whatsapp berichten op mijn telefoon scrol ik door. Hier en daar beantwoord ik er een. Vervolgens tik ik Facebook aan terwijl ik op mijn oortjes een gesprek hoor. Ik betrap mijzelf erop dat ik afgeleid ben. Ik hoor mij te concentreren op de meeting die ik online bijwoon. En nadat ik mijn telefoon wegleg en mijn aandacht richt op de meeting bekruipt mij een onaangenaam gevoel. ‘Wat doe ik bij deze meeting?’ Mijn ogen gaan naar de het rode vlakje rechtsonder in mijn beeldscherm LEAVE MEETING en ik moet moeite doen om dit niet aan te klikken.
De meeting die ik bijwoon gaat over een nieuw aan te vragen subsidie met als hoofdthema het betrekken van burgers bij wetenschappelijk onderzoek. Mijn gesprekspartners zijn wetenschappers en onderzoekers. Ze kennen elkaar al langer en hebben al eerder een meeting gehad over deze subsidie aanvraag. Mij is gevraagd als burger bij te dragen aan dit project, ik heb mij ingelezen voordat ik deze meeting bijwoonde. Het onderwerp raakt aan mijn kennis en interesse, maar is wel nieuw voor mij. Zelf ken ik maar één van de wetenschappers en die is net deze meeting niet aanwezig. Wel hebben we een week eerder contact gehad waarin ze mij vertelde over het project.
Na het gebruikelijke voorstelrondje, waar ik dus allemaal nieuwe namen hoor en ijverig meeschrijf om naam, functie en betrokkenheid bij het project te onthouden, gaat het gesprek gelijk de diepte in. Ik hoor woorden, termen, begrippen die ik tijdens mijn voorbereiding gelezen heb, maar die ik mij nog niet eigen heb gemaakt. Er wordt gediscussieerd over de voor en tegens, er wordt een voorbeeld gegeven en ik maak nog steeds ijverig aantekeningen, terwijl ik mij afvraag wat ik hier voor zinnigs over moet zeggen. Af en toe maak ik een extra aantekening over wat mij opvalt of wat ik niet begrijp en langzaam verlies ik mijn concentratie.
Dan komt de vraag die ik al vreesde ‘Heleen wat vindt jij?’ Ik bekijk mijn aantekeningen, aarzel en begin met ‘Eh, ja, ik ben niet dom hoor, maar wat bedoelen jullie met… , en wat betekent… ? Verder vertelde je in je voorbeeld dit en dat, heb ik dat goed begrepen? En waarom hebben jullie het niet zus of zo aangepakt?’ Kortom, ik stel een paar vragen die echt gewaardeerd worden en waar ik ook een goed antwoord op krijg. Het gesprek gaat weer verder. Ik noteer ijverig verder en aan het einde wordt mijn input gevraagd. Ik vraag of ze, als dit project draait om het betrekken van burgers, alsjeblieft op hun taalgebruik willen letten. Nogmaals verklaar ik dat ik echt niet dom ben, maar dat hun vaktaal niet mijn vaktaal is en ze ook echt niet van burgers kunnen verwachten deze vaktaal te begrijpen. Communicatie is heel belangrijk als je een project gaat opzetten en uitvoeren, zeker als je doel is met burgers samen te werken. En die communicatie moet voor alle betrokkenen toegankelijk zijn!
Deze meeting blijft in mijn hoofd zitten. Wat is hier nu eigenlijk gebeurd? Ik ga na wat ik heb meegemaakt. Ik moest mij enorm inspannen om de woorden die gebruikt werden te begrijpen, waardoor ik het gesprek maar moeilijk kon volgen. Daardoor was ik nauwelijks in staat een mening te vormen over wat ik hoorde, laat staan aanvullingen te doen. Ik raakte mijn concentratie kwijt. Ik wilde afhaken, de meeting verlaten, omdat ik het gevoel had niet op mijn plaats te zijn, niet te kunnen bijdragen. En toen mij om mijn mening werd gevraagd voelde ik de noodzaak mijzelf te verontschuldigen ‘Ik ben niet dom’.
Als ik dit zo overzie bekruipt mij de vraag, ‘Is dit hoe mensen met een TOS zich voelen? Heb ik nu net ervaren hoe het is om TOS te hebben?’